Het is de consequentie als je dezelfde titel gebruikt die T.S. Eliot aan zijn wereldberoemde lange gedicht uit 1922 gaf. Onwillekeurig vraag je je af of er een relatie tussen beide werken is. Moest Luca Forcucci aan Eliots meesterproef denken, toen hij het basismateriaal voor een compositieopdracht ontving? Hij was gevraagd om bij een documentaire een stuk van twintig minuten te maken, waartoe hij zes minuten aan field recordings ontving, zonder gegevens over herkomst van de opnamen of onderwerp van de film. Door de opnamen nauwkeurig te beluisteren op klankkwaliteiten en van daaruit een eigen ‘interne film’ te ontwikkelen, kwam hij tot drie composities. De eerste twee wekken een sterk industriële associatie, waarbij – en dat is een positieve constatering – het onderscheid tussen field recordings en elektronische creatie geregeld vervaagt. Is in het titelnummer het verre galmen en ruisen machinaal, horen we een trein? Druppelend water en sissende geluiden weerklinken naast elektronisch gespetter en geruis. Een lichte galm geeft de suggestie van ruimtelijkheid. Verschillende vibrerende drones dringen zich op. De sfeer is donker. Het nummer ‘Voices From The Coalmine’ biedt wederom metalige, schrapende, echoënde klanken en vage drones. Hier en daar klinkt een stem. Heel anders is tot slot ‘My Extra Personal Space’, een drukke compositie met veel herkenbare (organische) geluiden. Naast een rinkelende, snerpende hoge drone horen we meeuwen, kerkklokken, zeegeruis, claxons, lopend water en botsend glas of aardewerk. De geluiden – gestapeld of afwisselend – trekken als een beeldloze film, als een reeks auditieve herinneringen voorbij. Toch wordt ook dit stuk nauwelijks narratief en is het gebruik van de geluiden vooral suggestief en/of akoesmatisch. Voor het gehele album heeft Forcucci gevonden en gemaakte geluiden mooi vervlochten tot een boeiend resultaat. En ach, die titel, daar denken we niet meer over na. Robert Muis
via Gonzo Circus